Nieuws
Zelf slachten was niet bijzonder maar dat is het nu wel
Trouw, vrijdag 2 augustus 2024| Tijmen Koppelaar - tekst | Phil Nijhuis - foto
Er zijn nog maar zo’n 75 zelfslachtende slagers in Nederland. ’We zijn nog nooit met zoveel eten omringd, maar ook nog nooit zo ver van ons eten af komen te staan.’
Het zwartbonte kalfwrikt haar hoofd los uit de halster om de nek en loopt terug naar het schuurtje waar ze eerder die ochtend stond te wachten om geslacht te worden.
Ferry van Meurs (48) probeert met wat trekwerk en termen als “Kom op!” en “Hup, loop maar!” het dier de slachterij in te verleiden. De jonge koe loopt na een paar minuten toch de oude slachterij binnen. Zonder ‘jas’ en ingewanden hangen twee van haar soortgenoten in tweeën gesneden aan hun achterpoten net buiten zicht in de koelcel.
“Op een gemiddelde maandag slachten wij zes koeien en zes tot tien varkens”, vertelt zelfslachtende slager Van Meurs. “Deze koeien kwamen gisteren al binnen, maar vaak komen ze op de dag zelf.” Slagerij Van Meurs is al meer dan honderd jaar een begrip in het Zuid-Hollandse Reeuwijk en Reeuwijk-dorp. Het is een van de laatste zelfslachtende slagers in Zuid-Holland. Van de 2ooo slagerijen in Nederland zijn er zo n 74 die nog zelf hun koeien en varkens slachten.
Het kalfje loopt de slachterij in en gaat achter haar roodbonte soortgenoot staan. Beide krijgen kort na elkaar een soort pijp tegen hun hoofd gedrukt, waaruit een stalen pen in de hersenen schiet. Direct vallen de dieren bewusteloos op de betonnen ondergrond. Met een vloeiende beweging snijdt Van Meurs met een mes de nekken door, waarna het bloed uit de dieren gutst. “Ze voelen hier helemaal niks van”, zegt hij. “Het hart pompt het bloed nog wel rond, daarom bewegen ze.”
Terwijl de betonnen vloer zich vult met bloed, spartelt het dier nog zo’n minuut na, het trapt nog ongecontroleerd om zich heen. “Ze kunnen nu rustig uitbloeden”, legt Van Meurs uit. “Dat is belangrijk voor de kwaliteit van het vlees.” Ook belangrijk is dat de dieren zo min mogelijk stress ervaren. “Anders krijg je donker vlees, dat is stug en minder lekker.”
Daarom laat Van Meurs de dieren eerst tot rust komen voordat hij ze slacht. “Daarnaast voeren we de dieren en praten we tegen ze. We zorgen echt dat de dieren zo veel mogelijk op hun gemak zijn. We laten ze samen naar de slachterij lopen. Dan voelen ze elkaars aanwezigheid nog”, vertelt Van Meurs.
Het zelf slachten is wat Slagerij Van Meurs tegenwoordig uniek maakt. “Bij andere slagers komt het vlees al in stukken bij de groothandel vandaan. Die krijgen hun vlees van grote slachterijen. Dat het hier als dier binnenkomt en wij er een mooi stukje vlees van kunnen maken, dat vind ’ik gewoon heel mooi”, zegt Van Meurs breed grijnzend.
‘We stellen de dieren zo veel mogelijk op hun gemak
Van Meurs biedt ook huisslachtingen aan. “Dat kalfje is niet voor de verkoop, maar dat is van een boer die zelf graag kalfsvlees eet”, zegt hij. Bijzonder vindt Van Meurs het ambacht zelf niet. “Tien tot twintig jaar geleden vond ik dit nooit bijzonder, maar dat is het ondertussen wel geworden.”
Huiden nummeren
De afgelopen vijf jaar daalde het aantal zelfslachtende slagers in Nederland met
20 procent. Administratieve lasten, wet- en regelgeving en daarbij komende kosten zijn de voornaamste oorzaken van de afname. Van Meurs somt op: “Vóór het slachten komt er een arts die de dieren controleert, en ook na het slachten wordt het vlees gecontroleerd. We noteren de kentekens van de transportauto’s die de dieren vervoeren, tijdstippen waarop alles plaatsvindt, hoe we exact slachten en hoeveel. De huiden worden morgen opgehaald, die moeten we nummeren. Ik ben vaak wel van vijf uur ’s ochtends tot acht uur’s avonds bezig.”
Ondanks de grote afname van zelfslachtende slagers is er voldoende belangstelling voor zijn vlees. “Ik zou elke week tien koeien kunnen slachten. Mensen komen naar ons toe omdat ze proeven dat we alles zelf doen”, zegt Van Meurs. Hij zoekt de koeien zelf uit bij boeren binnen een straal van tien kilometer.
“Deze koe bijvoorbeeld kwam bij een oud boertje van ergens in de zeventig vandaan.” Hij wijst naar de vier jaar oude roodbonte koe, die van haar vacht ontdaan wordt. “In de supermarkt weet je niet waar je vlees vandaan komt. Wij kunnen van elk stuk vlees vertellen van welke koe het is”, vertelt Van Meurs.
Het aantal zelfslachtende slagers dat werkt in een korte keten is lager dan ooit, terwijl sinds corona juist de vraag naar lokale producten is toegenomen.
“We kunnen wel spreken van een voedselparadox: we zijn nog nooit met zoveel eten omringd en aan de andere kant zijn we nog nooit zo ver van ons eten af komen te staan”, vertelt Hans Dagevos, consumptiesocioloog aan de Wageningen Universiteit.
“Vlees in de supermarkt is letterlijk losgesneden van dieren. We hebben geen idee meer wat er eigenlijk met het ding in het supermarktschap of de vleesvitrine is gebeurd.”
Vervoertijd inkorten
De lokaliteit zorgt er niet alleen voor dat Van Meurs weet van welk dier het vlees komt. Het is ook diervriendelijker en duurzamer dan het vlees in de supermarkt. “Transport is heel stressvol voor de dieren”, zegt Saskia Arndt, hoogleraar diergedrag aan de Universiteit Utrecht. “Hoe meer je die vervoertijd kunt inkorten, hoe beter. Korter transport maakt het ook zeker duurzamer”, zegt Arndt. “Als je kleinschalige slacht vergelijkt met grote slachthuizen: daar gaan dieren vaak lang op transport, dicht op elkaar en staan verschillende soorten gemengd te wachten tot ze worden geslacht. Dat kan voor heel veel stress zorgen.”
Het slachten van de dieren doet Van Meurs onder anderen met zijn broer. Nadat het kalf is opengesneden en van de ingewanden is ontdaan, rijdt hij met een kar vol slachtafval naar een schuurtje tegenover de slachtruimte. Zijn leven speelt zich voornamelijk af op dit terrein, vertelt hij. “Ik ben geboren in het huis voor de slachterij. Mijn badkamer zit precies boven de slachterij en waar vroeger de winkel zat, zit nu mijn keuken.”
“Hiernaast stond ooit een boerderij, maar die is gesloopt en op die plek wil de gemeente al sinds 1996 woningen bouwen.
Sinds drie jaar willen ze mij hier echt weg hebben”, zegt hij. Waarheen is alleen onduidelijk. “Ik wil er graag samen uitkomen met de gemeente, maar de oplossing moet er wel zijn. Er is geen geschikte locatie in de buurt en als ik verhuis dan weet ik niet of ik een erkenning krijg van de NVWA (Nederlandse voedsel- en warenautoriteit, red.).”
Klacht
En niet alleen de gemeente wil de slachterij uit het dorp hebben. “De oude bewoners vinden het prachtig dat wij hier zitten met ons ambacht, die weten niet beter. De nieuwe bewoners willen niet dat wij hier nog zijn. Die dienen regelmatig een klacht in bij de NVWA over geluidsoverlast. Een varken maakt nu eenmaal een beetje geluid”, zegt Van Meurs.
Door alle onduidelijkheid over de slachterij heeft hij weinig vernieuwd. “We willen het veel efficiënter maken, door bijvoorbeeld de koelcel te vergroten, alle ruimtes op elkaar aan te laten sluiten en beter te isoleren. De kou ontsnapt telkens naar buiten. Dit is allemaal jarentachtigkwaliteit. Zelf-slachtende slagers die in een buitengebied zitten, kunnen wel vernieuwen”, zegt hij. “Als ik vijftien jaar geleden had geweten dat ik hier nog steeds zou zitten, dan had ik allang geïnvesteerd.”
Een ander probleem waar veel (zelf-) slachtende slagers mee kampen, is het vinden van opvolging en goed slachtpersoneel. Daar heeft Van Meurs geen last van. “Wij hebben meerdere jonge mensen werken die een hbo-opleiding hebben gedaan en die toch graag iets met hun handen wilden doen. Dat wordt tegenwoordig meer gewaardeerd.”
Zelfs zijn opvolging is al geregeld. “Vanaf mijn geboorte ben ik hier elke dag te vinden”, zegt zijn zoon Tim (is), even breed grijnzend als zijn vader. Tim is net geslaagd voor zijn examen en helpt zijn vader waar mogelijk. “Soms kan ik ’s avonds al wat voorwerk doen, en dat doe ik dan graag. Ik vind het leuk om met mijn handen aan het werk te zijn, maakt niet uit wanneer. Het slachten is een bijzonder vak en niet iedereen krijgt de kans om dit te doen”, zegt hij.
Door de grote afname van zelfslachtende slagers wil Van Meurs vanuit de overheid meer erkenning voor zijn vak. “De gemeen te legt veel druk op ons. Wanneer je dan zo hard moet werken en je voelt van geen kant waardering, dan begrijp ik heel goed dat er zoveel zelfslachtende slagers stoppen. Want de overheid laat mij nu ook echt zwemmen”, zegt hij.
Wanneer ook het zwartbonte kalf dat eerder de slachterij in liep in tweeën is gezaagd, zal het ongeveer een week in de koelcelblijven hangen om te besterven. “Dan krijg je nog malser vlees”, legt Van Meurs uit.
Daarna zal het in keurige stukken teruggaan naar zijn oorspronkelijke eigenaar, die het vlees zelf zal opeten.
Medisch onderzoek naar donororganen
woensdag 12 juni | Marlien van Leeuwen
REEUWIJK-BRUG - De Reeuwijkse Annemarie de Graaf is onderzoeksanalist bij het LUMC. Op dit moment ondersteunt ze met haar werkzaamheden twee promovendi.
Wetenschappers die onderzoek doen met betrekking tot orgaandonatie van nieren. Onderzoek dat in dit stadium op deels dierlijke organen gedaan wordt. Die van een varken lijken het meest op die van de mens. Organen die ze direct na het slachten van de varkens bij slagerij Van Meurs aan het Kaagjesland mogen gebruiken.
"Zodra de bloedcirculatie stopt sterven organen af," legt Annemarie het meest cruciale stuk van orgaandonatie uit. "Wat je in het groot ziet gebeuren, gebeurt ook op celniveau. Er zijn zo ongeveer twintig verschillende soorten cellen, elk met hun eigen functie. Die functies zijn weer op elkaar afgestemd en dan gaat het ook nog eens om timing. Als één van de radartjes stagneert, stagneert uiteindelijk het hele proces. Het is dan ook van groot belang dat de organen zo snel mogelijk gebruikt kunnen worden. Voordat het stollingsproces is ingezet.
Afstoten
Door wetenschappelijk onderzoek is al veel bekend over de werking van organen. Maar wat nou als ze helemaal niet meer werken? Dan is orgaandonatie het enige alternatief voor de patiënt. Anne Marie helpt de promovendi met hun onderzoek naar donornieren. Annemarie: "Lichaamsvreemde cellen worden door het lichaam afgestoten. Een natuurlijk proces om ziekte te voorkomen.
Maar dat wil je niet met donororganen. Hoe kunnen de omstandigheden zo gunstig mogelijk gemaakt worden? Zowel voor degene die een donororgaan ontvangt als voor het orgaan zelf. Het antwoord op al die vragen is een mega puzzel. Want alles in de natuur zit zo ingenieus in elkaar. Dierlijke organen zijn een welkome aanvulling bij het onderzoek.
Grote slachthuizen
In Nederland staan de meeste slachthuizen bij de Duitse grens. En zo'n twee uur rijden van het LUMC. De verwerking van het vlees gaat voor een fors deel geautomatiseerd. Tussen de lijnen in die enorme fabriekshallen is geen plek voor onderzoek. Het duurt dan ook even voor de organen daar vrij komen. Kostbare tijd als het om het afsterven van de organen gaat. Bij toeval ontdekte Anne Marie het kleinschalige slachten van Slagerij Van Meurs aan het Kaagjesland.
Ruim twee jaar geleden is de samenwerking begonnen. "Een korter tijdsbestek waarmee wij aan de slag gaan met de organen is er niet," beschrijft Annemarie de prettige samenwerking. "Wat we nodig hebben voor het onderzoek, daar kunnen we om vragen. Een net even langere aorta (toevoer van zuurstofrijk bloed aan het orgaan). Het exacte tijdstip van slachten." Er blijken talloze voorbeelden die voor dit artikel wat te diep op de materie ingaan.
Oefenen, oefenen, oefenen
Voordat je op de operatietafel bij de chirurg ligt, hoop je dat hij of zij veel ervaring heeft. Ook daar worden de dierlijke organen voor gebruikt. Soms wordt een hele opstelling als in de operatiezaal of intensive care nagebootst. Annemarie laat een foto zien waarop de onderzoekers op een zonnige dag buiten op de plaats aan het werk zijn tussen allerlei (afgeschreven) ziekenhuis apparatuur. Het verwerken van het vlees is uiteraard de prioriteit van de slager. De binnenruimte is te klein voor beide activiteiten. De ruimte mag dan te klein zijn, de samenwerking is groots tussen de slagers en de wetenschappers. "Niet alleen voor het onderzoek van het LUMC," laat Annemarie weten.
Dan somt ze op door welke medische beroepsgroepen nog meer gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden van deze kleinschalige slachterij op Reeuwijk-Dorp. Met als enige conclusie; natuurlijk moet er door allerlei beroepsgroepen geoefend worden. En voortschrijdend inzicht, maakt ook onderzoek nog altijd noodzakelijk. Als dat op restmateriaal van geslachte dieren kan, hoe mooi is dat? Dan is het dier niet alleen voor vleesconsumptie geslacht.
Kleinschalig slachten geeft minder stress
woensdag 5 juni | Marlien van Leeuwen
REEUWIJK-DORP - Dat stukje vlees op ons bord, was niet zolang daarvoor een dier in de wei of in de stal. We genieten van de smaak. Maar hoe het dier aan zijn einde kwam, daar kijken we liever van weg. Eigenlijk hypocriet, toch? Dieren weten instinctief wat hen te wachten staat. De rit naar en de aankomst bij de veelal grote slachterijen bezorgd hen veel stress. Meerdere generaties lang wordt vakkundig geslacht in Reeuwijk-Dorp. Kleinschalig en met groot respect voor het welzijn van het dier. Vanaf het moment dat ze in de wei staan, tot en met hun laatste ademhaling.
Erwin (links) en Ferry van Meurs, ambachtelijke slagers in hart en nieren
De opsomming van de voornamen van de vier generaties slagers van de familie Van Meurs uit Reeuwijk-Dorp duizelt. Everts, Fransen en varianten daarop. Evenals de generatie waarmee we nu in gesprek zijn; de broers Erwin en Ferry. Vanaf hun eerste herinnering gingen ze met hun opa Frans of vader Eef mee op pad. Mee naar het vee in de wei en mee naar de eigen slachterij, waar ze het slachtproces volgden tot en met de worstmakerij. Zo leerden ze van kinds af aan hoe je omgaat met vee. Met respect voor het welzijn van het dier. Alleen zo krijg je het beste stukje vlees in de vitrine. Net als hun voorvaderen zijn het slagers in hart en nieren die gedreven over hun vak vertellen.
Thuis slachten
Voor zover bekend werd de eerste generatie slagers in 1870 geboren, namelijk Evert van Meurs. Een tijd waarin het slachten nog niet aan de huidige strenge regelgeving gebonden was. Veelal werd het vetgemeste varken bij de boer thuis geslacht. Als big kwam het dier in het voorjaar op het erf en eind november lag het in stukken verwerkt. Op een manier dat het vlees goed bleef zonder koelkast of diepvries (dat waren nieuwigheden die nog uitgevonden moesten worden). In 1902 heeft deze Evert van Meurs zich laten inschrijven als slager bij de Kamer van Koophandel. Zijn zoon Johan was veehandelaar. Zijn vee werd gestald in een schuur aan een zijpad van de Dorpsweg. In de volksmond het Kalverstraatje genoemd. Daar was een klein slachterijtje, Erwin kan zich de tegeltjes op de muur nog herinneren. Kaagjesland had toen nog een heel ander aanzicht. De familie kocht er een woonhuis met links ervan een klein winkeltje. Dat werd de slagerij van zoon Frans (van die eerste Evert). Het staat er nog altijd vlak voor de brug over de tocht. Achter het woonhuis werd de slachterij gebouwd en ingericht volgens de toenmalige normen.
Groenteboer
Zowel Erwin als Ferry van Meurs zijn van een generatie dat het niet vanzelfsprekend was in de voetsporen van je vader te treden. Erwin: "Als we met onze vader Eef over de Hogendoornlaan naar de boer reden, vroeg hij regelmatig wat we later wilden worden. Waarop wij steevast groenteboer riepen. Dan stopte hij de auto en moesten we uitstappen. Uiteraard stopte hij een eind verderop weer om ons erin te laten."
Mooi product
Vanwaar de fascinatie? Erwins ogen gaan glimmen als hij het over de koeien en varkens heeft die binnen komen, waar ze een mooi product van kunnen maken. Hij heeft zo zijn voorkeur en die ligt duidelijk niet bij schrale melkkoeien. "Daar zit geen vlees aan, dat zijn worstkoeien."
Het Lakenvelder- en Verbeterd Roodbont rund
Rassen met lekker vlees en een randje vet voor de smaak. Even verderop lopen de Lakenvelders in het weiland van Richard de Jong. Een gedrongen oudhollands koeienras wat het op schraal gras goed doet. Tegen de tijd dat het slachtrijp is weegt zo'n koe ongeveer 300 kilo. Het Verbeterd Roodbont rund heeft een (mooi!) klein randje vet. En ze is een maatje groter dan de Lakenvelder. Tegen de tijd dat dit ras slachtrijp is weegt het zo'n 500 kilo. De verschillen in smaak zijn duidelijk, volgens de slagers. Die smaak beschrijven is daarentegen lastiger. Je moet het gewoon proeven.
Schoenen en andere grondstoffen
Eenmaal geslacht wordt het vlees verwerkt in het naastgelegen pand waar ook de worstmakerij is. En ook in de slagerij aan de Miereakker. Niets gaat verloren. De jassen van de koeien gaan naar de leerlooierij. Daar wordt de huid omgezet naar bruikbaar leer voor ónze jassen. En uiteraard wordt het leer ook gebruikt voor schoenen, banken en andere toepassingen. De beenderen worden opgehaald door Sonac, die van dat afval weer bruikbare grondstoffen maakt.
Jaren '80
Ferry slacht ook voor boeren uit de omgeving. Vervolgens verwerken ze dat vlees en wordt het in snel tempo diepgevroren. Alles voor de kwaliteit van de streekproducten. Het kleine keukentje in het gebouw waar het vlees verwerkt wordt, heeft van die typische jaren tachtig tegeltjes op de muur. Niet alleen de inrichting van het keukentje, maar eigenlijk is alles aan vervanging toe. De slagers zouden dolgraag investeren, maar de nieuwbouwplannen van het naastgelegen perceel weerhoudt hen.
Niet in mijn achtertuin
"Een slachtvergunning," zo menen de broers, "is terecht aan allerlei regelgeving gebonden. Het gaat om het welzijn van de dieren." Er zijn nog maar weinig van die kleinschalige slachterijen in Nederland. Het fenomeen, niet in mijn achtertuin, ligt daar dikwijls aan ten grondslag. Dat het overgrote deel van de vleesetende bevolking wegkijkt als het om slachten gaat, weten de slagers. De plannen van de gemeente om zó dicht bij de slachterij te bouwen, baart hen grote zorgen.
Dierenleed
De vleesverwerkingsindustrie waar het vee massaal geslacht wordt, bezorgt de dieren behoorlijk wat stress. Dierenleed wat voorkomen kan worden. Vanuit de wei, na een kort transport, zonder stress geslacht worden. Laten we die ene slachterij in onze gemeente dan behouden. Gewoon voor het welzijn van de dieren uit het Groene Hart.
Erwin aan het werk
Het slachten gaat snel en vakkundig
Centrumplan Reeuwijk-Dorp weer een stapje verder
13 februari 2024 | REEUWIJK-DORP - Het Centrumplan Reeuwijk-Dorp, dat voorziet in de bouw van 40 woningen op en rondom de Aldi-locatie, komt dichterbij. Al dringen veel raadsfracties er op aan eerst zekerheid te verschaffen rondom Slachterij Van Meurs: die ligt, met vergunning, midden in het plangebied. Dat geldt ook voor Gasterij Vergeer.
Ze lijken na een indringend beroep van wethouder Jan Leendert van den Heuvel wel bereid vooralsnog het licht op groen te zetten voor verdere uitwerking, al moet dat officieel blijken als het voorstel in de raadsvergadering van februari wordt behandeld. Alle partijen onderschrijven het belang van dit project voor Reeuwijk-Dorp.
Aandrang
Wethouder Van den Heuvel toonde begrip voor de zorgen rondom Slachterij Van Meurs, maar drong er op aan toch in te stemmen met het voorstel Grondexploitatie Centrumplan, opdat de voorbereidingen kunnen doorgaan. Daarvoor was al een krediet verstrekt van 175.000 euro, nu breekt de volgende fase aan. Als het plan is voltooid resteert straks een positief saldo voor de gemeente van 3.608 euro. Bij de ontwikkeling zijn naast de gemeente Woningbouwvereniging Reeuwijk en projectontwikkelaar Renward betrokken. Overigens wordt separaat een plan voorbereid voor de bouw van acht starterswoningen op de binnen het gebied gelegen locatie van Baars en Mourik, op de plek van een voormalige caravanstalling.
Voldoende tempo
In zijn pleidooi voor groen licht stelde Van den Heuvel dat de commissie wellicht te gemakkelijk denkt over het realiseren van dergelijke projecten. “Er is nog veel nodig. We moeten dingen uitzoeken, dat kost geld.”
Hij waarschuwde ook voor het mogelijk afhaken van de ontwikkelaar als nieuwe barrières in tijd worden opgeworpen. “Die ontwikkelaar doet alleen mee als wij er voldoende tempo in houden.”
Akoestisch onderzoek leert dat speciale maatregelen nodig zijn om de woningen te mogen bouwen. De uitkomst van dat onderzoek is als ‘geheim’ geclassificeerd. Naast bouwkundige maatregelen aan de woningen zou een geluidswerende muur van drie of vier meter hoog neergezet moeten worden tussen de slachterij en het nieuw te bouwen appartementencomplex(huurwoningen). Dat staat op 12 meter van de perceelgrens en 19,5 meter vanaf de slachterij, de vrije kavels liggen op 10 meter van de perceelgrens. Wat betreft Van Meurs is de gemeente verantwoordelijk voor de geluidswerende maatregelen, voor Gasterij Vergeer draagt de ontwikkelaar de zorg en de kosten.
Schets van plannen in Reeuwijk-Dorp.Foto: Gemeente Bodegraven-Reeuwijk
De rode lijn geeft onze erfgrens weer.
Mogelijke verplaatsing
Vooral de positie van Slachterij Van Meurs bleek onderwerp van discussie, wat betreft Gasterij Vergeer zijn de zorgen kleiner. Eerder stelde Burgerbelangen Bodegraven-Reeuwijk al op jurisprudentie gestoelde vragen over deze kwestie. Daaruit blijkt in elk geval dat afwijzen van eventuele bezwaren nog geen gelopen koers zijn. Commissielid Hennie Castelein oordeelde daarop ‘dat de zorgen niet zijn weggenomen.’ Zij vreesde dat bewoners straks alsnog gaan klagen als blijkt ‘dat de geuren van de slachterij niet lekker zijn.’
Bas Otting van D66 sprak ook zijn twijfels uit en drong aan op oplossingen voor de bouw te realiseren. VVD-er Gerrit van Eijk vroeg zich af of de vergunning overeind blijft als nieuwe inwoners achteraf toch klagen. En CDA-lid Jan van Rooijen stelde dat je “de belangen van ondernemers niet met een pennenstreek kunt doorhalen.”
Verplaatsing
Uit de -overigens deels geheime- stukken valt te halen dat er inmiddels weer met de familie Van Meurs wordt gesproken over een mogelijke verplaatsing van de slachterij. De familie is al meer dan een eeuw op deze locatie gevestigd en beschikt over alle vergunningen. Als verhuizing financieel haalbaar blijkt wil de familie dat overwegen, heeft ze al eerder aangegeven.
Wethouder Van den Heuvel onderstreepte dat het aannemen van het voorstel Grondexploitatie Centrumplan de belangen van Van Meurs niet in de weg staat. “We willen het met elkaar oplossen, daar gaan we mee door.” Uiteindelijk, stelt hij, komt er een plan waarin iedereen zich kan vinden: eventueel met bouwkundige maatregelen en waarborgen voor het voortbestaan dan wel een verhuizing van de slachterij. Van den Heuvel : “Uitstel moet je niet willen, daar wordt niemand blij van.”
Risico’s aanvaarden
Zijn pleidooi vond weerklank en kreeg de volle steun van SGP-raadslid Henk van der Smit: “We krijgen nog veel van dit soort projecten voorgelegd.” Alleen door de financiële risico’s te aanvaarden kunnen dergelijke bouwprojecten worden doorgezet, aldus Van der Smit.” Dit betreft nog alleen een voorstel voor de grondexploitatie, nog geen wijziging van het bestemmingsplan. We moeten maar hopen dat de partijen er uit komen.”
Ondanks hun aanvankelijke scepsis toonden vervolgens de meeste andere partijen bereidheid de kwestie in hun fracties opnieuw te bespreken. En daarmee kan het voorstel met een gerede kans van acceptatie binnenkort worden behandeld en afgetikt in de gemeenteraad. Dan kunnen de plannen in 2024 worden geconcretiseerd.
Verkapt dreigement
20 december 2023 | Let op, het venijn zit in de staart. Eerst een vraag: kan nieuwbouw reeds lang bestaande bedrijven dwarsbomen? Neem de Aldi-locatie in Reeuwijk-Dorp, waar plannen worden ontwikkeld voor de bouw van 8 starterswoningen, 11 sociale huurappartementen en 29 huizen in de vrije sector, totaal 48 dus. Grofweg komt de nieuwbouw tussen Dorpsweg/Kaagjesland, Gasterij Vergeer en slachterij/ worstmakerij Van Meurs. Het grote dilemma: wie heeft daar straks last van en gaat klagen en procederen?
Familiebedrijf Van Meurs vestigde zich hier in1902, de vierde generatie is aan het roer. Gasterij Vergeer is welbeschouwd de voortzetting van café Nieuwdorp, ooit eigendom van de katholieke kerk, maar door twee generaties Vergeer in de afgelopen 50 jaar kundig uitgebouwd tot een feestlocatie en restaurant. Het is een belangrijke ontmoetingsplek, thuisbasis van carnavalsvereniging De Reedeurpenarren. Niemand is tegen woningbouw, maar natuurlijk vrezen de ondernemers straks klagende (nieuwe) buren. De gemeente liet twee geluidsonderzoeken uitvoeren. Sowieso moeten geluidswerende muren verrijzen, op kosten van de gemeente en van projectontwikkelaar Renward.
Deze maand besluit het college van B en W over de plannen, in januari volgt een informatiebijeenkomst. Eventueel zou Van Meurs het bedrijf willen verhuizen. Maar waarnaartoe? Geschikte locaties laten zich niet eenvoudig vinden, vergunningen liggen gecompliceerd. De gemeente benadrukt dat de slachterij niet per se weg hoeft. Wel toont zij zich bereid bij vrijwillig vertrek de grond te kopen, zonder bedragen te noemen.
Van Meurs beschikt aan het Kaagjesland over een volledige vergunning. Wekelijks wordt een aantal koeien geslacht, vooral in opdracht van boeren met eigen landwinkels en ten behoeve van de eigen slagerij, die de familie bestiert op Reeuwijk-Brug. Die boeren hekelen industriële slachterijen, kiezen voor een ambachtelijk alternatief. Onlangs liet de gemeentelijke projectleider zich fijntjes ontvallen dat de activiteitenvergunning voor de slachterij in Reeuwijk-Dorp binnenkort tegen het licht wordt gehouden. Het een zeggen, het ander doen: heet dat niet een verkapt dreigement?
‘Bij onze slagerij doen we alles zelf’
Nina Markus (22) had net een baan in een hotel, toen corona toesloeg. Ze wilde niet thuiszitten en ging aan de slag bij het familiebedrijf, Slagerij van Meurs in Reeuwijk. Dat beviel zo goed, dat ze is gebleven. Ze is nu bezig met de opleiding Slager van SVO vakopleiding food.
Nina rondde de hotelschool af en was net fulltime aan de slag in haar eerste baan toen corona zich aandiende. De hotels gingen dicht, maar Nina wilde aan het werk. “In de slagerij van mijn ooms was het gigantisch druk en ze konden mijn hulp goed gebruiken”, vertelt ze. “Ik bleek het slagersvak enorm leuk te vinden. Ik ben de vijfde generatie van de familie die in het bedrijf werkt. Mijn opa is dan ook erg trots. Ik besloot niet meer terug te gaan naar de horeca en een slagersopleiding bij SVO te gaan doen. Eerst de mbo 2-opleiding Productiemedewerker slagerij en meteen daarna de mbo 3-opleiding Slager.”
Zelf dieren kiezen
Slagerij van Meurs is een ambachtelijke slagerij, die het slagerswerk van begin tot eind zelf uitvoert. Nina’s ooms kiezen de koeien en lammeren uit bij boeren in de omgeving, ze slachten ze zelf en maken ook alle vleesproducten zelf. “Ik vind het heel gaaf dat we het hele traject in eigen hand houden”, zegt Nina. “Van dier tot het mooie stukje vlees dat bij de klant in de tas komt. Zelf snijd ik regelmatig vleesdelen uit, ik maak zelf worsten en sta veel in de winkel. Door mijn horecaopleiding weet ik hoe ik met klanten om moet gaan en hoe ik hun wensen kan achterhalen.”
Blijven ontwikkelen
Omdat Nina alles wilde leren over vlees, begon ze aan de opleidingen bij SVO. Tijdens haar eerste opleiding leerde ze de basis van het slagersvak. “De opleiding Slager gaat een stap verder”, zegt Nina. “We leren bijvoorbeeld rendementen optimaliseren en medewerkers aansturen. Ook hierna wil ik me blijven ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld aan een opleiding in de richting van marketing, om te leren hoe we onze slagerij aantrekkelijk neer kunnen blijven zetten. En ik wil ook de mooiste vleesproducten kunnen maken. De komende jaren heb ik nog meer dan genoeg te leren.”
‘Koeien en weidevogels kunnen niet zonder elkaar’
25 april 2023 | REEUWIJK - Het boerenbedrijf van de familie Niesing bestaat dit jaar 75 jaar. En als het aan Tess Niesing ligt, komen er nog veel jaren bij. 5 jaar geleden stapte zij, op 21-jarige leeftijd, als derde generatie aan boord van dit familiebedrijf met een kloppend hart voor runderen en weidevogels.
Het boerenbedrijf van Niesing valt op, en dat is niet alleen omdat Tess de socialmediakanalen van het bedrijf actief bijhoudt. Het is een bewuste keuze om zo zichtbaar te zijn. Tess: “Wij willen graag laten zien hoe wij omgaan met de dieren en de natuur. Wie vragen heeft, is welkom op het erf. Dan vertellen we je over de 30 Wagyurunderen, de 95 melkkoeien, het paardenpension, over de vele weidevogels en het beheer van het land.”
Wat je op het erf niet zult zien, is de berg aan regels waar het huidige boerenbedrijf tegenwoordig aan moet voldoen. Wel zie je de passie voor ondernemen. “Al lang voordat ik in de maatschap met mijn vader stapte, wist ik dat ik het bedrijf wilde voortzetten. Dit is mijn passie. Onlangs zijn ook mijn vriend en mijn moeder toegetreden tot de maatschap. Het bedrijf is nu van ons vieren.”
Tess Niesing bij de wagyurunderen in de stal. Beeld: Elly de Knikker
Koeien en weidevogels
Wat de familie Niesing typeert, is de nuchtere kijk op ondernemen en de vanzelfsprekendheid waarmee dit gepaard gaat met goed natuurbeheer. Tess vertelt dat zij sinds vorig jaar officieel ‘natuurinclusief’ zijn. Het weideland van de familie Niesing is er niet alleen voor de koeien, maar ook voor de weidevogels. “Koeien en weidevogels kunnen niet zonder elkaar. Koeienmest op het land zorgt voor insecten en dat is voedsel voor de kuikens. Zodra ze uit het ei komen, zijn de vogels namelijk volledig op zichzelf aangewezen om voor hun eten te zorgen. De piepjonge vogels maken dankbaar gebruik van de koeienflatsen die in het weiland liggen.”
100 jaar oud grasland
“Onze percelen in Reeuwijk bestaan uit 100 jaar oud grasland. Waar boeren tegenwoordig louter engels raaigras zaaien, bestaat ons gras uit verschillende soorten. Wij zaaien niet telkens opnieuw alles in, zoals sommigen doen. We herstellen alleen de kale plekken.” Die plekken kunnen overigens best fors zijn, vertelt Tess. “Twee jaar terug hebben ganzen in een korte tijd een hoeveelheid gegraasd waar 22 koeien een jaar lang van hadden kunnen eten.”
Het land wordt bewust in gedeelten gemaaid, zo is er altijd een stuk land waar de vogels zich kunnen voeden. Het in kleine delen maaien is ongebruikelijk in het reguliere boerenbedrijf. “Het vergt een gestructureerde organisatie, en het is duurder, want je moet de loonwerker met zijn machines meerdere keren laten komen. Maar het levert positieve resultaten op voor weidevogels en biodiversiteit. Dit is zoals wij het al jaren doen en ik zou het niet anders willen.”
Staatsbosbeheer
Door hun bijzondere manier van boeren klopte Staatsbosheer in 2018 aan bij de familie Niesing met de vraag of zij de weilanden in de polder Bloemendaal (tussen Gouda en Waddinxveen) voor hen wilden beheren. Staatsbosbeheer wilde op de 30 ha in die polder een duurzamer beheer toepassen. De familie Niesing heeft toen een beheerplan geschreven, met als doel de ideale omstandigheden te creëren voor de weidevogels. “Het weiden van koeien kon in dit plan natuurlijk niet ontbreken. Zo ontstond het idee om wagyurunderen te gaan houden. Deze zachtaardige dieren kunnen zich onder alle omstandigheden goed redden en passen daardoor goed in het beheerplan.” Dus startte het familiebedrijf als eerste in Zuid-Holland met de wagyu’s. Ze kochten vijf wagyukoeien, waarvan er drie op dat moment drachtig waren. De kudde groeide op natuurlijke wijze uit tot tientallen dieren.
Perfecte kringloop
Het weiden van wagyurunderen in polder Bloemendaal blijkt een perfecte keuze. Het beheerplan voor deze weilanden schreef de familie Niesing zelf. “Hier kan een perfecte kringloop worden gecreëerd,” legt Tess uit. “Voor het broedseizoen start, wordt een aantal koeien van de stal naar de polder gebracht om alvast te grazen, zodat het wat kaler wordt. De kudde volgt later. Doordat we weinig runderen op een hectare weiden, is het gevaar dat ze de nesten vertrappen niet groot. Als het nodig is, verplaatsen we de runderen naar een ander perceel.”
Met de inzet van plasdraspompen blijft het plaatselijk waterpeil hoog. Hierdoor kunnen de kuikens makkelijk met hun snavel het voedsel uit de bodem pikken. “Het gras staat inmiddels vol met kruiden; uitermate geschikt voor de bijzondere wagyu’s. We gebruiken geen bestrijdingsmiddelen én we maaien pas als de vogels vliegensvlug zijn, ná 15 juni.”
Ruige mest
Het gras dat van het land komt, wordt gebruikt als voer in de winter. De wagyu’s krijgen het kruidenrijke hooi in de nieuw gebouwde potstal op de Reeuwijkse locatie. De mest die de dieren produceren, wordt vervolgens als ‘ruige mest’ uitgereden op het land in de polder Bloemendaal. Ruige mest is mest vermengd met stro, er zit dus veel organische stof in. Het uitstrooien van deze mest is essentieel voor de kringloop. “De cirkel is rond. De mest zorgt ervoor dat er zoveel insecten zijn en dat de weidevogels kunnen eten. Wij zien een enorme toename van het aantal weidevogels in dit gebied.”
Exclusief vlees
Tess vindt het fijn dat ze van begin tot eind alle touwtjes in handen heeft. Van kalf tot volwassen koe. De wagyurunderen die bestemd zijn voor het vlees, worden 3 tot 3,5 jaar oud bij de familie Niesing. Daarna worden ze bij slager Van Meurs geslacht. De verkoop doet de familie zelf vanuit de winkel op het erf. “Het is exclusief vlees met een intense smaak. Onze klanten zijn mensen die er bewust voor komen. Ze eten liever minder vlees, maar dan wel goed vlees. Ook vinden ze het fijn om te weten dat ze vlees eten van dieren die een mooi leven hebben gehad. En dat hebben ze hier zeker!”